Waterpolo spelregels

Waterpolo speelveld

De minimale grootte van het veld is 10 meter breed en 20 meter lang, maar meestal 15 bij 25 meter (de meeste zwembaden zijn namelijk ofwel 25 ofwel 50 meter lang).

De beide doelen bevinden zich midden op de achterlijnen van het veld. Waterpolodoelen zijn 3 meter breed en 0,90 meter hoog.

De lijnen worden aangegeven met pionnen op de kant. Bij waterpolo kennen we 4 soorten lijnen: De doellijn, de 2-meterlijn, de 6-meterlijn en de middenlijn.

De doellijn bevindt zich aan de voorkant van het doel, ter hoogte van de doelpalen. Als de bal deze lijn volledig heeft gepasseerd, tussen de doelpalen in, is het een doelpunt. De doellijn hoort aangegeven te worden met witte pionnen, maar deze pionnen ontbreken ook vaak.

De 2-meterlijn bevindt zich precies 2 meter voor de doellijn en wordt aangegeven met rode pionnen. De 2-meterlijn wordt aangegeven omdat een aanvallende speler zich niet binnen de 2 meter mag begeven zonder bal. Tijdens een aanval mag een aanvallende speler dus niet voorbij de 2-meterlijn. De aanvallende speler mag alleen binnen de 2 meter komen, als hij de bal al in zijn bezit heeft en wil gaan scoren. Een verdedigende speler mag altijd in binnen de 2 meter komen.

De 6-meterlijn bevindt zich precies 6 meter voor de doellijn en wordt aangegeven met gele pionnen. De 6-meterlijn is er met name om het verschil in straffen binnen en buiten de 6 meter aan te geven. Een vrije bal die binnen de 6 meter wordt gegeven mag je niet in één keer op doel schieten. De bal moet dan eerst via een medespeler. Een vrije bal die buiten de 6 meter wordt gegeven, mag direct op doel worden geschoten, mits de spelers in één keer schiet en niet eerst gaat dreigen met de bal. Daarnaast kan een scheidsrechter bij een overtreding binnen de 6 meter een strafworp geven.

De middellijn bevindt zich precies in het midden van het speelveld en wordt aangegeven met de witte pionnen. De middellijn is de plek waar de scheidsrechter de bal in het water gooit bij een (her)begin van de wedstrijd.

Download de KNZB waterpolo spelregels

Meer weten over de spelregels bij het waterpolo? Download hier de volledige, officiele en actuele spelregels, opgestreld door de KNZB

Waterpolobal

Waterpolo wordt beoefend met een speciale bal. De bal die gebruikt wordt door herenteams (nr. 5) is ongeveer even groot als een voetbal en heeft een gewicht van 400 à 450 gram. De bal die gebruikt wordt bij damesteams is iets kleiner en iets lichter (nr. 4).

Een belangrijk kenmerk van een waterpolobal is dat hij veel grip heeft, zodat je hem ondanks zijn grootte toch met één hand kunt vasthouden. Na verloop van tijd verliest de bal zijn grip en moet hij vervangen worden.

De bal mag door veldspelers maar met één hand tegelijk worden aangeraakt. Keepers mogen de bal met twee handen aanraken binnen de 6 meterzone. Verder mogen spelers die de bal vasthouden onder water worden geduwd, maar de bal zelf mag niet onder water komen, als een speler wordt aangevallen. De bal met twee handen tegelijk aanraken of de bal onder water duwen als je wordt aangevallen wordt bestraft met een vrije worp voor de tegenpartij. Als dit echter binnen de 6 meterzone gebeurt met de bedoeling een doelpunt te voorkomen dan zal er een 5-meterbal (strafworp) toegekend worden aan de tegenstander.

Team

Een team bestaat uit zes veldspelers en een keeper. De spelers dragen een cap: Wit voor het thuisspelende team en blauw voor het uitspelende team. Beide keepers hebben een rode cap. De oorbeschermers aan de cap beschermen de oren tegen grote druk van buiten als een bal hard tegen de oren wordt gegooid.

Wedstrijd

Een waterpolowedstrijd is verdeeld in vier periodes, die, afhankelijk van de leeftijd van de spelers, het competitieniveau en het land, 3 tot 8 zuivere minuten duren. Dit betekent dat de tijdmeting wordt stilgelegd tussen het begaan van een overtreding (op het fluitsignaal van de scheidsrechter) en het nemen van de daaropvolgende vrije worp. Bij Waterpolo Residentie spelen alle teams 4x 5 minuten. Na 2 periodes wisselen de teams van speelhelft. In de laatste periode wordt er door middel van een signaal aangegeven dat er nog één minuut te spelen is.

De wedstrijd wordt geleid door twee scheidsrechters (behalve bij de aspiranten D en E, daar is het één scheidsrechter). Zij staan op de kant aan de lange zijde van het speelveld.

Tijdens competitiewedstrijden van wordt gebruikgemaakt van de 30-seconden aanvalsregel (met uitzondering van aspiranten D en E, daar geldt geen maximale aanvalstijd). Dit houdt in dat er binnen 30 seconden een schot op het doel moet zijn geweest. Zo niet, dan gaat de bal naar de tegenpartij. De tijd wordt door een van de W-officials (jurytafel) bijgehouden. Als na een schot op het doel de bal weer in het bezit komt van dezelfde (aanvallende) partij, wordt de klok op 20 seconden gezet. Meestal hangt de klok aan beide zijden van het bad. Deze regel is ingevoerd om het waterpolospel aantrekkelijker te maken.

Er zijn een aantal gebeurtenissen waarbij de 30-seconden klok opnieuw wordt ingesteld. Het gaat om de volgende gebeurtenissen:

  • Een doelworp
  • Een hoekworp (2-meterbal)
  • Een schot op doel
  • Elke zware overtreding: U20, S, UMV, UMV4
  • Een neutrale inworp
  • Balovername
  • Een doelpunt

Neutrale inworp

Wanneer een scheidsrechter een overtreding ziet maar niet goed weet wie de overtreding begaat of wanneer twee spelers tegelijkertijd een overtreding begaan, zal de scheidsrechter een neutrale inworp gegeven. Dit geeft hij aan door zijn duimen in de lucht te steken.

Bij een neutrale inworp gaan twee spelers naast elkaar voor de scheidsrechter liggen. De scheidsrechter gooit vervolgens de bal op het water voor de spelers. Het is dan aan de spelers om als eerste de bal te veroveren, het spel gaat direct verder.

Hoekworp

Wanneer de keeper de bal als laatste raakt voordat de bal over de achterlijn gaat, wordt er een hoekworp gegeven. Dit geld niet wanneer een verdediger de bal als laatste raakt, tenzij hij of zij met opzet de bal tegen de achterkant of over de achterlijn duwt of gooit. In het laatste geval wordt er ook een hoekworp gegeven. Een hoekworp wordt genomen aan de zijkant van het zwembad ter hoogte van de 2-meterlijn.

Overtredingen

Lichte overtredingen

Lichte overtredingen worden bestraft met een vrije worp voor de tegenpartij. Deze kan de speler gebruiken om de bal af te spelen op een van zijn medespelers of om zelf mee te gaan zwemmen. De vrije worp mag in één beweging op het doel geschoten worden als de overtreding buiten de 6-meterzone is begaan. Als dat niet het geval is, dan dient de bal via een medespeler te gaan.

Zware overtredingen

Zware overtredingen worden bestraft met een U20. Bij een U20 moet de bestrafte speler naar het terugkomvak (zie afbeelding). Het terugkomvak bevindt zich altijd bij de eigen doellijn tegenover de jurytafel (waar de score en tijd worden bijgehouden). Een speler moet daar 20 seconden blijven liggen tot de tafel een vlag met de kleur van de cap omhoog houdt, tenzij in die tijd de bal in bezit komt van de eigen partij of er gescoord wordt.

Wanneer de eigen partij de bal herovert mag de bestrafte speler weer de hoek verlaten op teken van de scheidsrechter. Wanneer hij nog niet in de hoek ligt als de 20 seconden voorbij is, moet hij alsnog eerst naar de hoek zwemmen. Bij het verlaten van de hoek is het verboden om af te zetten van de rand van het zwembad.

Wanneer een zware overtreding binnen de 6-meterzone plaatsvindt met een kans om te scoren, kent de scheidsrechter een 5-meterbal (strafworp) (S) toe. De 5-meterbal is vergelijkbaar met een penalty bij voetbal.

Indien een speler driemaal wordt uitgesloten voor 20 seconden (een U20), dan mag hij/zij niet meer deelnemen aan het spel. Een medespeler mag zijn/haar plaats innemen.

Een U20 wordt gegeven bij:

  • Het (ver)hinderen van een vrije worp, doelworp of hoekworp.
  • Een poging doen om buiten het 6-meter gebied een schot met 2 handen/armen te blokken of te spelen.
  • Het opzettelijk waterspatten in het gezicht van de tegenstander.
  • Het vasthouden, terugtrekken, onderduwen van een speler die de bal niet vasthoudt.
  • Het maken van dreigende bewegingen van slaan en/of trappen.
  • Onjuist in- of terugkomen (onder teken van de scheidsrechter of secretaris, op de verkeerde plaats (niet via het terugkomvak) of op de verkeerde manier (springen of afzetten van de bodem of kant).

Een strafworp (S) wordt gegeven bij:

  • Een overtreding door de verdedigende partij binnen de 6 meter, waardoor vermoedelijk een doelpunt wordt voorkomen.
  • Waterspatten naar de aanvallende speler die binnen de 6 meter ligt en hierdoor vermoedelijk een doelpunt wordt voorkomen.
  • Het door een verdedigende speler opzettelijk blokkeren op proberen te blokkeren van een worp met handen/armen binnen de 6 meter.
  • Het opzettelijk bemoeien met het spel door een uitgesloten speler.

Zeer zware overtredingen

Zeer zware overtredingen worden bestraft met een UMV of UMV4. UMV staat voor Uitsluiging Met Vervanging. Bij een UMV is de duur van de uitsluiting 20 seconden netto speeltijd, waarna een ploeggenoot de speler mag vervangen. De toevoeging 4 staat voor 4 minuten waarna een medespeler de plaats mag innemen van de bestrafte speler. De bestrafte speler zelf mag niet meer deelnemen aan het spel en moet de zwemhal of het zwemterrein verlaten. Ook plaatsnemen in het publiek is voor de uitgesloten speler niet toegestaan. De bestrafte speler is verplicht buiten het gezichtsveld van de scheidsrechter te blijven.

Bij UMV4 zal tevens een strafworp worden toegekend aan de tegenstander.

Een S/UMV is een uitsluiting met vervanging (UMV) gecombineerd met een strafworp voor de tegenpartij.
Van iedere UMV of UMV4 moet een rapport worden opgemaakt, waarna een tuchtcommissie uitspraak doet over de strafmaat.

Een UMV wordt gegeven wanneer:

  • Een speler zonder toestemming van de scheidsrechter het veld verlaat, en bij zitten of staan op de rand van het zwembad gedurende het spel.
  • Bij gewelddadig spel.
  • Een speler zich schuldig maakt aan wangedrag, daarbij inbegrepen het gebruik van onbehoorlijke taal of aanhoudend foutief spel.
  • Een speler weigert te gehoorzamen of blijk te geven van gebrek aan eerbied jegens de scheidsrechters of officials.
  • Storen bij het nemen van een strafworp.

Een UMV4 wordt gegeven wanneer:

  • Een speler zich schuldig maakt aan grof optreden tegen een tegenstander of official (inbegrepen het opzettelijk trappen of slaan met de bedoeling letsel toe te brengen dan wel een poging daartoe)